Parel in de periferie: Bakema’s Terneuzense Raadhuis

Logischerwijs krijgt de Randstad in overzichten van naoorlogse Nederlandse  architectuur traditioneel de grootste aandacht. Na de oorlog ontspon zich hier de meeste (economische) activiteit, groeide de bevolking het hardste en bovendien was er binnen het verwoeste Rotterdamse stadshart het nodige te herbouwen. Dat in deze tijd óók buiten de Randstad steden en dorpen radicaal op de schop gingen, wordt vaak onderbelicht. Dat is jammer, want het Terneuzense Raadhuis (1973) van architect Jaap Bakema (1914-1984) toont dat óók aan de grens, hier tussen Nederland en België, adembenemende naoorlogse architectuur te vinden is. Deze week dus een parel in de periferie.

Toegegeven: dat ik juist dit project van Bakema in deze reeks heb opgenomen heeft ermee te maken dat ik zelf opgroeide in het Zeeuws Vlaamse Terneuzen, vlakbij dit kunststuk van voorgespannen beton, hout en glas. Ik woonde om te hoek en speelde tussen het groen dat ooit het gebouw omringde.

 

Een getrapte piramide van beton

Vroeger al vond ik het een hoogst curieus gebouw. Het eerste dat opvalt, is dat het grotendeels in onbehandeld grijs beton is opgetrokken. Daarmee lijkt het op een uitvergrote Duitse bunker, die op deze plek pal aan de Schelde, als onderdeel van de Atlantikwall, helemaal niet zou hebben misstaan. Het gebouw bestaat uit blokvormige volumes die losjes rond een centrale kern zijn geschikt. Naar boven toe worden de volumes steeds kleiner waardoor het gebouw het voorkomen heeft van een getrapte piramide.  Maar de bijnaam die ik vroeger het meest hoorde was die van ‘slagschip’, met een boeg, een dek en helemaal bovenop de scheepsbrug.

Alhoewel ik het jarenlang de gewoonste zaak van de wereld vond dat ‘mijn’ stadhuis eruitzag als een getrapte piramide, uitgevoerd in het materiaal van Duitse bunkers, begreep ik pas later dat het archetypische stadhuis er veel anders uitziet: klassieker, met een statige entreetrap een torentje. Maar dát beeld was dan ook precies waarmee Bakema  met zijn naoorlogse gebouwen radicaal wilde breken.

Waarom? Bakema ontwikkelde zich te midden van het vroeg 20ste eeuwse functionalisme. Hij studeerde af bij Mart Stam, werkte bij de Amsterdamse dienst stadsontwikkeling onder leiding van Cornelis van Eesteren en daarna bij het architectenbureau van Maaskant en Van Tijen. Ten slotte werd hij door Jo van den Broek gevraagd toe te treden tot de directie van het vroegere ‘Brinkman en vd Vlugt’, van de hypermoderne Van Nellefabriek  en stadion ‘de Kuip’ in Rotterdam. Toen Bakema met zijn tot ‘Van den Broek en Bakema’ hernoemde bureau furore ging maken, leek hij fris en nieuw, maar eigenlijk had de opkomst van het vooroorlogse functionalisme van binnenuit meegemaakt. Het verklaart zijn strakke, ornamentloze stijl.

 

Naoorlogse complexiteit

Toch is er aan het Terneuzense Raadhuis ook een duidelijke breuk te bespeuren met het vooroorlogse functionalisme. Het Raadhuis is met zijn ingewikkelde opbouw van volumes véél complexer dan zijn functionalistische voorgangers. Waar bijvoorbeeld de Van Nellefabriek van bureauvoorgangers Brinkman & vd Vlugt een zo direct mogelijke vertaling van kwantificeerbare gebruikseisen vormt , is de herkomst van Bakema’s getrapte piramide veel moeilijker te achterhalen. Je vraagt je af: waarom moest het zo ingewikkeld?

Om deze toenemende complexiteit van de naoorlogse moderne architectuur te verklaren, is het belangrijk om de ontwikkeling van de Moderne beweging, waaronder de functionalistische architecten zich schaarden te betrekken. Vanaf de naoorlogse jaren zette een jonge generatie moderne architecten, waaronder Nederlanders Bakema, van Eyck en Hertzberger,  zich af tegen de gevestigde orde. Ze vonden dat het functionalisme te rigide gebouwen had opgeleverd, te weinig rekening houdend met de menselijke maat en beleving. Dit mondde uit in de groep ‘Team X’, genoemd naar het 10e congres van de Modernistische CIAM (Congrès International d’Architecture Moderne). Het credo was dat architectuur zich óók diende te voegen naar de ‘zachte’ gebruikseisen, dat wil zeggen de sociologische, psychische eigenschappen van mens en samenleving.

Dit had zijn weerslag op het ontwerp van het Terneuzense Raadhuis, bijvoorbeeld in de proportie en schaal van het gebouw. Door de benodigde gebouwmassa op te delen in blokken en deze te schikken rond een centrale kern, maakt hij de losse volumes beter ‘behapbaar’ voor de menselijke waarneming. Daarmee maakte hij de brug  tussen de grootschaligheid van het ambtelijke apparaat en de kleinschaligheid van het individu.

Door de afzonderlijke blokken telkens een halve verdieping ten opzichte van elkaar te verschuiven in hoogte, wordt de ruimtelijke continuïteit tussen de verdiepingen versterkt. In tegenstelling tot de strikte opdeling in verdiepingen van bijvoorbeeld de Van Nelle fabriek, versterkt deze split level indeling de gebruikers in hun gevoel van eenheid van de organisatie. Je loopt voortdurend van de ene afdeling in de andere.

Ten slotte loopt tussendoor de blokken, dwars door het gebouw een publieke route naar het bovenste volume. Hier was ooit de burgerzaal met uitzicht over de Schelde. Geheel in lijn met de tijdgeest kreeg het volk dus een plek boven de werkkamers van B & W. Het was immers een gebouw van de hele samenleving. Het volk bovenaan.

501_506_Cement_11_1971_Voorgespannen%20stadhuis%20in%20Terneuzen_1 

Hypermodern en aanwezig

Maar er is meer dat het uiterlijk van het Terneuzense Raadhuis verklaart. Los van het beantwoorden van ‘harde’ en ‘zachte’ gebruikseisen,  is het Terneuzense Raadhuis óók nadrukkelijk vormgegeven. De al expressieve basisvorm van blokken rond een kern, wordt versterkt door de lange banden met spiegelende ramen en donkere kozijnen in de gevel. De donkere raamstroken zijn de architectonische variant van lippenstift en oogschaduw: de aangezette contrasten in kleur en materiaal zorgen voor een extra dramatisch uiterlijk.

Ook de complexe draagstructuur draagt bij aan het spektakel. De Raadzaal bijvoorbeeld is ondergebracht in het grote volume dat boven de entree uitsteekt. Dit hele blok rust slechts op een enkele kolom vlakbij de ingang, waardoor het bijna lijkt te zweven. Ook het zware beton boven de ijle raamstroken zet je op het verkeerde been. Zoveel gewicht kán een simpel raamkozijn niet dragen: hier wordt een spelletje gespeeld.

Hoe a-functionalistisch het aanbrengen van licht-donker contrasten en het spelen met de perceptie van gewicht en draagvermogen ook is, toch had ook dit een nadrukkelijke functie. De groeigemeente Terneuzen had in de direct naoorlogse jaren de behoefte aan een visitekaartje dat paste bij een moderne stad, een plek waar je een bezoekende Amerikaanse industrieel durfde te ontvangen. Vandaar dat het Terneuzense stadhuis vooral hypermodern en aanwezig diende te zijn.  Juist een snel ontwikkelende gemeente in de periferie had expressieve architectuur nodig om zichzelf te branden. Hoe verder van het centrum, hoe sterker het beeld.

Rorschachtest

In het langzaam loslaten van het pure functionalisme en het binnenlaten van (ervarings) psychologie en sociologie en in het ontwerpproces, bewoog Bakema zich op een hellend vlak. Als je in toenemende mate de menselijke, maatschappelijke ervaring centraal stelt, wordt architectuur steeds vatbaarder voor interpretatie. En jawel, het leidde tot de reeks van bijnamen die we nu kennen: bunker, slagschip, getrapte piramide. Het Terneuzense Raadhuis werd een driedimensionale versie van de inktvlekken van een Rorschachtest. Je kan er van alles in zien en slechts een enkeling ziet meteen een Raadhuis.

Het verhaal van het Terneuzense Raadhuis is eigenlijk slechts het begin van een nieuwe traditie van ervarings- en representatiearchitectuur die de latere Nederlandse architectuur in toenemende mate zou gaan kenmerken. Dit ook omdat Nederlandse architecten -aangezet door buitenlandse leermeesters- zélf met associaties van gebouwvormen gingen spelen. Gebouwen als scheepsboeg (NEMO in Amsterdam) rots (Van Egeraattoren aan de Zuidas) en stapeling van Zaanse huisje (Zaandam) zouden de architectuur gaan beheersen. De eerste vraag die je tegenwoordig bij het beschouwen van een gebouw moet stellen, is: wat stelt het voor? Een gebouw kan al decennialang niet ‘gewoon’ een gebouw zijn.

Terug naar Terneuzen. In het visuele geweld dat de hedendaagse architectuur is gaan kenmerken, verviel het hypermoderne karakter van weleer al snel tot iets onbegrijpelijks, uitgesproken gedateerd.  Het interieur werd aangepast en het complex is uitgebreid met een alleraardigste -maar gelukkig op enige afstand geplaatste- uitbreiding door architect Koen van Velsen (in de volksmond: de container). Zo bleef het hoofdvolume gelukkig intact. Voor de toekomst is te hopen dat de mode van representatie- architectuur ooit weer overwaait en het Terneuzense stadhuis opnieuw kan zijn zoals het ooit is bedoeld. Als schakel tussen het grote ambtelijke apparaat en de individuele burger. Als een continu interieur, als icoon van een welvarende groeigemeente. Het gebouw is het meer dan waard.

Pepijn Bakker, april 2013

Volg hier de tweewekelijkse update van dit blog op twitter.

Klik hier voor meer overheidsprojecten en hier voor meer projecten uit de jaren ’70….

—————————————-

Volgende keer staat met de High Tech Campus, naar ontwerp van landschapsarchitecten Juurlink & Geluk de vraag centraal of in de tijd van supersnelle communicatie de plek er eigenlijk nog wel toe doet. Als je dankzij internet vanaf overal kan werken en elkaar kan bereiken, waarom zou je dan dagelijks samenkomen in een kantoor? -Het blijkt dat voor dit Eindhovense open innovation park juist fysieke aanwezigheid een grote meerwaarde oplevert die meer inhoudt dan elkaar elke dag zien en begroeten.

Tot volgende week!

—————————————-

Pepijn Bakker (1981) is regiocoördinator West van de Bond Nederlandse Architecten (BNA) en gastdocent bij masterproject ‘Studio Amsterdam’, faculty of architecture, TU Delft. Voorheen werkte hij onder andere bij architectenbureaus Koen van Velsen en MVRDV en was hij betrokken bij diverse onderzoeksprojecten, onder andere naar de ruimtelijke effecten van bevolkingskrimp. Klik hier voor meer informatie.

Deze weblog biedt een overzicht van Nederlandse architectuur en planning van de laatste 100 jaar. Het doel is het overbruggen van de kloof tussen hoe architecten en stedenbouwers enerzijds en het grote publiek anderzijds over de gebouwde omgeving praten en schrijven. Door architectuur vanuit de discipline voor een groot publiek te beschrijven, wordt bijgedragen aan een beter begrip over en weer en worden de architectuur- en stedenbouwpraktijk opnieuw als maatschappelijke disciplines gepositioneerd. Klik hier voor een uitgebreidere motivatie.

2 thoughts on “Parel in de periferie: Bakema’s Terneuzense Raadhuis

  1. Hoewel dit niet echt een discussie is – want, waar is de controverse, wil ik toch reageren. Toen ik hier kwam wonen, alweer bijna 20 jaar geleden, kwam al vrij snel een vriend op bezoek, op de eerste plaats natuurlijk omdat ik hier was gaan wonen. Maar hij gaf gelijk aan dat hij als (Delfts) architect graag ook eens het stadhuis van Bakema wilde zien. Vanaf dat moment ben ik zelf ook het gebouw met andere ogen gaan zien en waarderen. Kennelijk werkt dat zo voor niet-fijnproevers. Inmiddels ben ik sinds een paar jaar ook gebruiker en min of meer verantwoordelijk voor het gebouw als lid van de gemeenteraad. Ik heb vele malen bijeenkomsten meegemaakt in de Burgerzaal met bezoekers die enthousiast waren over dit gebouw op deze plaats. De locatie van het gebouw aan de vaargeul in de Westerschelde maken dit gebouw tot een beleving. Die inpassing in de omgeving is ook een kwaliteit van deze Bakema.

  2. Reactie via linkedin:

    Zie ook het boek Architectur Urbanismus, waarin de ontwerpen van Van den Broek en Bakema worden doorgelicht. Typisch vormgegeven gebouwen met een bijzonder gebruik van beton. Jammer de dekking van de bewapening wat magertjes was.
    -Jan van Wijck

Plaats een reactie